Terug

Veiligheid van hulpverleners tijdens transport en behandeling van een chemisch besmette patiënt

Veiligheid van hulpverleners tijdens transport en behandeling van een chemisch besmette patiënt

De bezorgdheid van medische hulpverleners over hun eigen veiligheid tijdens de behandeling van een chemisch besmette patiënt neemt de laatste jaren toe. Bij ambulancepersoneel bestaat daarnaast soms onrust over secundaire blootstelling tijdens het vervoer per ambulance.

Deze toegenomen onrust hangt samen met de betere voorbereiding van ziekenhuizen op calamiteiten. Het protocol voor decontaminatie en behandeling van grote groepen slachtoffers bij grootschalige incidenten met gevaarlijke stoffen wordt hierbij soms onnodig in werking gesteld bij kleine incidenten. Daarnaast is er toegenomen aandacht voor de eigen veiligheid, waardoor men ook kan gaan twijfelen of een chemicaliënpak nodig is bij de behandeling van slachtoffers van alledaagse ongelukken met bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen of bijtende stoffen.

Ongerustheid is onnodig
Een chemisch besmette patiënt vormt geen groot risico voor hulpverleners. Het gebruik van bedekkende werkkleding, handschoenen en eventueel een neusmondmasker en oogbescherming is voldoende bij gangbare chemische besmettingen. Denk hierbij aan ongelukken waarbij iemand in een thuis- of werksituatie een vloeistof of poeder op de huid krijgt. Inademing van een gas kan gevaarlijk zijn voor het slachtoffer zelf, maar éénmaal in de frisse lucht is een gas snel vervlogen. Ook gassen vormen dus geen gevaar voor hulpverleners die alleen met de patiënt te maken hebben en niet in de buurt van het incidentgebied werken. Tijdens het vervoer van een patiënt die resten van een gevaarlijke stof bij zich draagt, blijven de luchtconcentraties in de ambulance laag bij gebruik van normale ventilatie. Het is wel belangrijk om vóór transport besmette kleding (vochtig of met zichtbare poederresten) te verwijderen. Na inname van sommige chemicaliën (bijvoorbeeld mollentabletten en ‘zelfdodingspoeders’) kan een zeer beperkte hoeveelheid gas door het slachtoffer worden uitgeademd, maar dit is te weinig om hulpverleners te vergiftigen.

Het wegnemen van zorgen over de eigen veiligheid is niet alleen belangrijk voor de hulpverlener zelf, maar ook voor de patiënt. Angst voor secundaire blootstelling kan namelijk leiden tot vertraging in de behandeling van de patiënt en zelfs tot vertraagde behandeling van andere patiënten, bijvoorbeeld door het onnodig sluiten van een SEH-afdeling.

Advies en informatie
Hulpverleners met vragen over de veilige aanpak van een incident met een gevaarlijke stof kunnen 24/7 contact opnemen met het NVIC (088 755 8000) en met de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen van de regionale GGD (via de meldkamer ambulancezorg).

Het NVIC document ‘Eigen veiligheid in perspectief’ geeft uitleg over het beperkte risico dat de ‘patiënt als bron’ vormt voor hulpverleners binnen en buiten het ziekenhuis. Het beschrijft ook in welke uitzonderlijke omstandigheden uitgebreidere persoonlijke beschermingsmiddelen wel nuttig zijn. Via www.vergiftigingen.info is de Factsheet ‘Secundaire blootstelling van hulpverleners’ beschikbaar met een korte samenvatting van de aanbevelingen.

Deze website maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet